Het Hof in Den Haag heeft geoordeeld dat Nederland niet verplicht is verdere maatregelen tegen Israël te nemen vanwege het conflict in Gaza, zelfs niet met verzoeken van Palestijnse mensenrechtenorganisaties.
Het Hof erkent een potentieel risico van genocide en ernstige mensenrechtenschendingen, maar stelt vast dat het niet zijn plicht is om de staat specifieke beleidsacties voor te schrijven.
Stop handel met illegale nederzettingen
De rechtszaak werd aangespannen door onder andere de Palestijnse mensenrechtenorganisatie Al-Haq, die Nederland vroegen te stoppen met de levering van militair materieel en getrainde honden aan Israël en Nederlandse bedrijven te verplichten te stoppen met handel met illegale nederzettingen.
Bovendien merkt het hof op dat de staat al verschillende beperkingen heeft ingevoerd, wat betekent dat exportvergunningen voor militaire goederen worden afgewezen als er een mogelijkheid bestaat dat ze in Gaza worden gebruikt.
De beslissing heeft geen betrekking op andere lopende zaken, zoals de verwerving van in Israël geproduceerde wapens of de import van goederen uit de nederzettingen, die niet in deze kortgedingprocedure aan bod kwamen.
Eerder dit jaar oordeelde het Hooggerechtshof in een vergelijkbare zaak dat het kabinet zelf een keuze moet maken met betrekking tot de export van F-35-vliegtuigonderdelen naar Israël, waardoor het rechterlijk toezicht wordt beperkt en de regering politieke verantwoording moet afleggen.
























