Het Belgische koningshuis moet de komende jaren een financiële inspanning leveren om bij te dragen aan de sanering van de staatskas. Op vraag van de regering-De Wever is de monarchie opgedragen om tegen 2029 in totaal 6 miljoen euro te besparen. Op een totaal jaarlijks kostenplaatje van bijna 44 miljoen euro komt dit neer op een besparing van ongeveer 4,6 procent.
Stapsgewijze inkrimping
De besparingen zullen stapsgewijs worden doorgevoerd via de werkingsmiddelen van het Paleis. Voor de jaren 2026 en 2027 moet het budget telkens met 1 miljoen euro omlaag. Vanaf 2028 en 2029 loopt dit op tot een structurele vermindering van 2 miljoen euro per jaar.
Het Paleis heeft inmiddels de eerste stappen gezet en voor het boekjaar 2025 al 220.000 euro "gevonden". De grootste kostenbesparing werd gerealiseerd door het Koninklijk Paleis in Laken afgelopen zomer niet open te stellen voor het publiek, wat 200.000 euro opleverde. Daarnaast werd er gesnoeid in culturele aankopen (15.000 euro) en werd de subsidie voor de Prins Laurentstichting met 5000 euro verminderd.
Veiligheid als zware kostenpost
Hoewel het Paleis bereidheid toont tot soberheid, wijzen critici erop dat de huidige ingrepen vooral cosmetisch van aard zijn. De grote kosten zitten namelijk bij de federale overheidsdiensten die de monarchie ondersteunen, en dan met name de beveiliging.
Van de totale kostprijs van 44 miljoen euro gaat ruim 26 miljoen naar personeel en logistiek. Het Veiligheidsdetachement, bestaande uit 188 federale agenten, kostte dit jaar bijna 21 miljoen euro. Dat is een stijging van bijna 37 procent in vier jaar tijd, veroorzaakt door loonindexeringen, overuren en de modernisering van het wagenpark. Het Paleis stelt dat er bij de besparingen "geen taboes" zijn, maar benadrukt tegelijkertijd dat er niet geraakt mag worden aan de veiligheid van de koninklijke familie.
Dotaties blijven buiten schot
Op persoonlijk vlak zullen de royals weinig merken van de besparingsoperatie. De koninklijke dotaties zelf blijven onaangeroerd en zullen, door grondwettelijke verankering, automatisch blijven stijgen door indexering.
De Civiele Lijst van koning Filip, die dit jaar 15,19 miljoen euro bedraagt, zal in 2026 naar schatting met 303.000 euro stijgen. Ook de toelagen voor koning Albert II (naar 1,21 miljoen), prinses Astrid (naar 421.260 euro) en prins Laurent (naar 313.140 euro) volgen deze stijgende lijn. Kroonprinses Elisabeth vormt de enige uitzondering; zij ziet voorlopig vrijwillig af van haar dotatie zolang ze studeert.
De besparingsoefening lijkt daarmee vooral een symbolisch signaal dat ook het Hof zijn steentje bijdraagt, zonder dat de structurele werking of het persoonlijke inkomen van de koninklijke familie fundamenteel wordt aangetast.











